Begroting 2019

Paragrafen

Paragraaf D: Financiering

Inleiding

Het beleid op dit onderdeel is voor onze gemeente vastgelegd in het Financieringsstatuut gemeente Gilze en Rijen 2005 (raad 28 december 2004).
De belangrijkste punten uit dit statuut zijn:

  • Het verzekeren van duurzame toegang tot de financiële markten tegen acceptabele condities;
  • Het beschermen van gemeentelijke vermogens – en renteresultaten tegen ongewenste financiële risico’s (zoals rente -, koers -, krediet - en liquiditeitsrisico’s);
  • Het minimaliseren van kosten bij het beheer van de geldstromen en financiële posities;
  • Het optimaliseren van renteresultaten binnen de aangegeven kaders.

Voor het risicobeheer wordt in het statuut nader ingegaan op de algemene uitgangspunten (leningen en garanties), renterisicobeheer (kasgeldlimiet en renterisiconorm), koersrisicobeheer, kredietrisicobeheer, intern liquiditeitsbeheer, en valutarisicobeheer.

Wet Fido

De uitvoering van treasury is geregeld in de wet Financiering Decentrale Overheden (wet Fido).
Het doel van deze wet is onder andere om op een verantwoorde, prudente en professionele wijze de inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie (financieringsactiviteiten) van de gemeente middels een statuut te regelen.

Kasgeldlimiet

De kasgeldlimiet geeft het renterisico op korte termijn weer. Hieronder vallen alle kortlopende financieringen met een rente typische looptijd korter dan 1 jaar. Het doel van deze limiet is om te voorkomen dat bij herfinanciering van de leningen bij (aanzienlijk) hogere rente grote verschillen optreden in de hoogte van de rente die de gemeente moet betalen. Het niveau van de kasgeldlimiet is beperkt tot 8,5% van het totaal van de begroting. Voor onze gemeente is dit € 5,7 miljoen.

Het verschil tussen de rente van kasgeldleningen (geldmarktrente) en vaste geldleningen (kapitaalmarktrente) bedraagt op dit moment ongeveer 1,75%. Het is dus financieel interessant om met kasgeldleningen het financieringstekort af te dichten. Zolang er een wezenlijk verschil is tussen de rente van kasgeldleningen en vaste geldleningen, opteren wij voor overschrijding van de kasgeldlimiet.

Renterisiconorm

De rente, die betaald wordt voor de afgesloten langlopende leningen, komt voor 2019 gemiddeld uit op 3,2%. De huidige lange rente schommelt rond de 1,75%. Op grond van de vernieuwing BBV rekenen we vanaf 2017 geen bespaarde rente meer over de reserves en voorzieningen, dit leidt mede tot een lagere omslagrente. Voor de kapitaallastenberekening hanteren we een omslagpercentage. Voor 2019 is dit berekend op 0,50%.

De renterisiconorm is ingesteld als instrument om de renterisico’s voor de vaste schuld te beheersen en wordt gebruikt in relatie tot het aangaan van vaste geldleningen. Het betreft de norm die het feitelijk renterisico op de vaste schuld met een looptijd van langer dan één jaar bepaalt. Jaarlijks mogen de renterisico’s door renteherziening en herfinanciering niet hoger zijn dan 20% van het begrotingstotaal. Op basis van de nu bekende gegevens (vaste schulden, renteherziening, aflossingen en nieuwe geldleningen) stellen wij het renterisico in 2019 op nihil.

Leningsbehoefte en leningenportefeuille

Op basis van de investerings- en financieringsstaat van de begroting 2018 hebben wij een geprognosticeerde situatie bepaald per 1 januari 2019. Uitgangspunt bij de investeringen is een boekwaarde van ongeveer € 79 miljoen, waarbij voor een bedrag van € 41 miljoen met reserves en voorzieningen wordt gefinancierd. Het saldo (op 1 januari 2019) van de vaste (langlopende) geldleningen bedraagt volgens de staat van vaste geldleningen ongeveer € 19 miljoen.

Wij ramen een financieringstekort van € 18 miljoen. De afname van de schuldpositie en de toename van het financieringstekort komt doordat de reguliere uitgaven (exploitatie en investeringen) boven het niveau van de verwachte opbrengsten uitkomen.

Houdbare overheidsfinanciën Rijk en decentrale overheden

De Rijksoverheid en de decentrale overheden (gemeenten, provincies en waterschappen) zijn samen verantwoordelijk voor het begrotingstekort. In Europa zijn regels afgesproken over de overheidsfinanciën. Deze Europese begrotingsregels staan in het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Zij bepalen de normen voor het begrotingstekort (EMU-saldo) en de overheidsschuld (EMU-schuld). De regels gelden voor de gehele collectieve sector. Dus ook voor de decentrale overheden, zoals gemeenten en provincies. De Europese regeringsleiders hebben afgesproken de eisen uit het SGP te verankeren in nationale wetgeving. Nederland doet dat met de Wet Houdbare Overheidsfinanciën (Wet HOF). Deze wet is op 1 januari 2014 in werking getreden.

De Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet HOF) bevat het benodigde wettelijke instrumentarium voor het bereiken en in stand houden van houdbare overheidsfinanciën. De kern van de wet is verankering van de Europese begrotingsafspraken en de bepaling dat het Rijk en de decentrale overheden (gemeenten, provincies en waterschappen) een gelijkwaardige inspanning moeten leveren om aan deze afspraken te voldoen. De meest in het oog springende daarvan is het bereiken van begrotingsevenwicht op middellange termijn. Met deze afspraak wordt uitdrukking gegeven aan de noodzaak van structurele reductie van het EMU-tekort en het garanderen van een houdbare EMU-schuld.

De beheersing van het EMU-saldo is een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het Rijk en de decentrale overheden. Immers, de inkomsten en uitgaven van de gehele collectieve sector zijn relevant voor de bepaling van het EMU-saldo. De gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de beheersing van het EMU-saldo komt tot uitdrukking in de Wet HOF door de bepaling dat Rijk en decentrale overheden gehouden zijn een gelijkwaardige inspanning te leveren aan het voldoen aan de Europese begrotingsafspraken.

De eindverantwoordelijkheid voor de overheidsfinanciën als geheel ligt bij het Rijk. Gemeenten dienen hun tekort te houden onder de af te spreken percentages. Het Rijk wil gemeenten een boete opleggen via een korting op het Gemeentefonds wanneer zij de aan hen toegewezen EMU-norm overschrijden.

Schatkistbankieren

Schatkistbankieren houdt in dat tegoeden worden aangehouden in de Nederlandse schatkist. Hierdoor hoeft de Nederlandse staat minder geld te lenen op de financiële markten en daalt de staatsschuld.
Schatkistbankieren is ingevoerd voor gemeenten, provincies, waterschappen, en gemeenschappelijke regelingen. Dit heeft een positief effect op de omvang van de EMU-schuld. Depositotarieven en inleentarieven worden geharmoniseerd. Decentrale overheden, waaronder gemeenten, krijgen op de deposito’s een rente vergoed die gelijk is aan de rentes die de Nederlandse staat betaalt op leningen die ze op de markt aangaat.