Begroting 2019

Paragrafen

Paragraaf B: Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Inleiding

Overeenkomstig de financiële verordening van onze gemeente heeft de raad op 12 juli 2010 de beleidsnota “Weerstandsvermogen en Risicomanagement 2010” vastgesteld. In deze nota gaan we vooral in op de risicobeheersing, het beleid voor het opvangen van risico’s en de beschikbare weerstandscapaciteit. In december 2013 heeft de Raad de nieuwe systematiek vastgesteld voor het bepalen van het weerstandsvermogen. Deze systematiek wordt sinds de Perspectiefnota 2015 gehanteerd.

In deze paragraaf proberen we een antwoord te geven op de vraag hoe groot het “weerstandsvermogen” (weerstandscapaciteit minus totaal van alle risico’s) van onze gemeente is. Hiervoor geldt een drietal invalshoeken:

  1. Wat zijn de (stille) reserves van de gemeente?
  2. Welke verplichtingen staan hiertegenover en welke risico´s loopt de gemeente?
  3. Wat is de vrije capaciteit?

Daarnaast gaan we in op enkele financiële indicatoren die conform de BBV-voorschriften met ingang van de begroting 2016 moeten worden opgenomen.

Reserves en voorzieningen

Om inzicht in de reserves en voorzieningen te krijgen is in de voorschriften een onderscheid gemaakt tussen de reserves (algemene reserve en bestemmingsreserves) en voorzieningen.

Reserves zijn middelen waaraan de gemeente een bestemming kan geven. Bij bestemmingsreserves heeft de gemeenteraad een besluit genomen over de aanwending. Een algemene reserve heeft, behoudens claims op basis van besluitvorming, geen bestemming en dient als buffer voor algemene, niet kwantificeerbare risico´s.

Voorzieningen zijn middelen die gereserveerd zijn voor verplichtingen waarvan de omvang onzeker is, maar die redelijkerwijs te verwachten zijn. Voorzieningen dienen naar beste schatting dekkend te zijn voor de achterliggende verplichtingen (bijvoorbeeld onderhoudsplannen gebouwen). In deze jaarrekening, in de staat van reserves en voorzieningen, is een cijfermatig overzicht opgenomen van alle reserves en voorzieningen, met hun omvang en de (geraamde) mutaties.

Weerstandsvermogen en weerstandscapaciteit

Als uitgangspunt geldt dat er sprake is van een financieel risico als in de gevolgen niet kan worden voorzien door verzekeringen, specifiek in de balans opgenomen voorzieningen en de lopende begroting / exploitatie. Voor de gemeente betreft het risico’s in de sfeer van calamiteiten, bovenmatige kostenontwikkelingen en mogelijk nadeliger inkomsten, wat een beslag betekent op de algemene- en bestemmingsreserves. Hiertoe dient dan een minimale buffer (weerstandscapaciteit) aanwezig te zijn om financiële gevolgen op te kunnen vangen. De berekening van de beschikbare weerstandscapaciteit voor de begroting 2019 is als volgt:

Berekening weerstandscapaciteit

begroting 2019

Algemene reserve per 01-01-2019

€ 586.395

Algemene reserve Grondexploitatie 01-01-2019

-€ 631.782

Bestemmingsreserves Grondexploitatie 01-01-2019

€ 2.547.231

Totaal reserves

€ 2.501.843

Bij: stille reserves (marktwaarden > boekwaarden) 01-01-2019

€ 2.390.738

Totaal reserves na correctie

€ 4.892.581

Bij: Onbenutte belastingcapaciteit (t.o.v. art 12 status) 01-01-2019

€ 2.496.964

WEERSTANDSCAPACITEIT

€ 7.389.545

Ten opzichte van de cijfers gepresenteerd in de perspectiefnota 2019 (€ 7.835.506) is de capaciteit afgenomen met € 445.961. Dit komt vooral doordat er aanvullende verliesvoorzieningen opgenomen (€ 477.000) zijn naar aanleiding van de actualisatie van de grondexploitaties. Op grond van het BBV (Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten) brengt de gemeente op basis van een risicoprofiel het financiële weerstandsvermogen in beeld. Hier gaan we in het vervolg van deze paragraaf op in.

Risico-inventarisatie

Bij de samenstelling van de beleidsnota “Weerstandsvermogen en Risicomanagement 2010” heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de mogelijke risico’s die de gemeente in algemene zin kan lopen. De cijfers worden meerdere malen per jaar geactualiseerd. Ook voor de begroting 2019 is hier opnieuw kritisch naar gekeken. De doorkijk op het totaal van alle risico’s geeft een objectief beeld voor een minimaal aan te houden buffer. We merken op dat de gevolgde methode van inschatting (kansberekening) van risico’s, inhoudt dat deze risico’s feitelijk niet te kwantificeren zijn. Zodra de risico’s reëel te kwantificeren zijn, is er sprake van een verplichting en moet een toereikende voorziening worden gevormd. Wij hebben de inschatting van de risico’s niet jaarlijks gelijk gehouden. Door actieve risicobeheersing kunnen wij het risicobedrag verlagen. Daarnaast verlagen grondverkopen ook het risicobedrag. Wij komen hierop terug in de meerjarige doorkijk, die later in deze paragraaf wordt gepresenteerd.

Begroting 2019

Max. risico

Kans %

Uitkomst

Programma 0 Bestuur en ondersteuning

13.346.587

10,71%

1.429.575

Programma 1 Veiligheid

10.100.000

5,45%

550.000

Programma 2 Verkeer en vervoer

1.650.000

12,73%

210.000

Programma 3 Economie

1.000.000

10,00%

100.000

Programma 4 Onderwijs

300.000

0,00%

80.000

Programma 5 Sport, cultuur en recreatie

1.600.000

5,66%

90.500

Programma 6 Sociaal domein

2.075.000

14,10%

292.500

Programma 7 Volksgezondheid en milieu

2.350.000

7,87%

185.000

Programma 8 Volkshuisv., ruimtelijke ord. en stadsvern. (VHROSV)

1.645.000

25,38%

417.500

Grondexploitatie (als aanvulling op programma's 3 en 8)

37.563.891

12,14%

4.558.540

Totaal programma's (incl. GREX)

71.630.478

11,05%

7.913.615

Het "gemiddelde" kanspercentage per programma / paragraaf is het resultaat van de kansberekeningen van alle risico's per (deel)product. Het totaal gemiddelde kanspercentage is 11,05%. Wanneer we hierin een splitsing aanbrengen tussen grondexploitatie en algemene dienst, dan bedraagt het gemiddelde kanspercentage, respectievelijk 12,14% en 9,85%. Ten opzichte van de risico’s zoals ingeschat bij de perspectiefnota 2019 is de totale uitkomst van geschatte risico’s afgenomen met ca. € 0,2 miljoen (was € 8.104.546). Dit komt vooral doordat het risico voor de ambtenarenhypotheken met € 143.000 is gedaald als gevolg van extra aflossingen die zijn gedaan.

Risico's per programma

Binnen dit onderdeel gaan we per programma in op de belangrijkste geïnventariseerde risico’s:

Programma 0 Bestuur en ondersteuning
Binnen dit programma hebben we de risico’s die betrekking hebben op de bedrijfsvoering (ABG) apart in beeld gebracht. Dit sluit aan bij het risicoprofiel genoemd in de P&C documenten van de ABG. Ook is er een risico meegenomen voor extra kosten op het gebied van externe advisering en juridische aangelegenheden. Daarnaast staan op dit programma de bestuurlijke risico’s verantwoord (Raad en College van B&W), welke vooral van politiek, juridische en rechtspositionele aard zijn. Tot slot is het risico voor hypothecaire geldleningen verwerkt in dit programma.

Programma 1 Veiligheid
Hier zijn risico’s opgenomen in de sfeer van mogelijke calamiteiten (waarbij aansluiting is gezocht bij het rampenplan).

Programma 2 Verkeer en vervoer
Belangrijke risico’s binnen dit programma hebben te maken met het dagelijks en geprogrammeerd onderhoud en grote werken op het gebied van bestratingen, asfalt en zandwegen. Het kan hier gaan om bovenmatige kosten, faillissementen van bedrijven of onvoorziene kosten als gevolg van de werkzaamheden, zoals verzakkingen, schades en dergelijke.

Programma 3 Economie
Hier worden de risico’s van recessie en mogelijke bedrijfssluitingen benoemd.

Programma 4 Onderwijs
Belangrijkste risico is bovenmatige kosten voor leerlingenvervoer, mede omdat dit in principe een openeindregeling is.

Programma 5 Sport, cultuur en recreatie
Bij dit programma is er voor diverse instellingen en verenigingen rekening gehouden met het risico van aanvullende subsidies, liquidaties en faillissementen en/of privatiseringen.

Programma 6 Sociaal domein
Voor de (financiële) gevolgen van de 3 decentralisaties is een risico opgenomen binnen dit programma. Daarnaast zijn er risico’s bij de uitkeringen voor de bijstand. Fluctuaties zijn mogelijk in aantallen bijstandsgerechtigden met daarnaast consequenties voor de Wet Werk en Bijstand (WWB). Tot slot is ook voor de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), een openeindregeling, de bovenmatige kostenontwikkeling onvoorspelbaar en dus opgenomen als risico.

Programma 7 Volksgezondheid en milieu
Opruimingskosten voor oliesporen, asbestverwijdering en drugsdumpingen zij verantwoord binnen dit programma. Daarnaast ligt er een risico zijnde bovenmatige kosten voor de Omgevingsdienst Midden- en West Brabant (OMWB). Ook is bodemverontreiniging meegenomen als belangrijk risico, inclusief de vondst van eventuele explosieven.

Programma 8 Volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en stadsvernieuwing (VHROSV)
De risico’s binnen dit programma zijn hoofdzakelijk gelegen in de sfeer van mogelijk lagere opbrengst vanuit bouwleges. Daarnaast zijn er risico’s opgenomen voor aansprakelijkheidstellingen in ruimtelijke procedures (o.a. planschades).

Grondexploitatie (als aanvulling op programma’s 3 en 8)
Voor de grondexploitatie zijn de risico’s eveneens in beeld gebracht. Per complex is beoordeeld welke mogelijke risico’s er zijn met bovenmatige kosten of minder opbrengsten tot gevolg. Hierbij kan men denken aan tegenvallende kosten in de eindfase van een complex, subsidies, stagnerende verkopen, renteverliezen, afwikkeling van planschades, tegenvallende aanbestedingen, langere doorlooptijden, afwaarderingen, etc.

Risicoprofiel

Het totaal van de geïnventariseerde risico’s na kansberekening bedraagt € 7.913.615. Hiervan heeft
€ 4.558.540 (58 %) betrekking op de grondexploitatie en € 3.355.075 (42 %) op de algemene dienst. Wanneer we de risico’s binnen de algemene dienst nader onder de loep nemen, dan blijkt dat het grootste deel van deze risico’s van incidentele aard is, te weten € 1.908.605 (57 %). Er resteert dus een bedrag van € 1.446.470 (43 %) aan structurele risico’s. Ook kunnen we de risico’s qua omvang verdelen in risico’s onder de € 100.000 en gelijk aan of boven de € 100.000. Hieruit blijkt dat de risico’s onder de € 100.000 gezamenlijk een bedrag vertegenwoordigen van € 1.829.885 (55 %). Hiermee resteert € 1.525.191 (45 %) aan risico’s gelijk aan of boven de € 100.000.

Wanneer we de reeks risico’s binnen de algemene dienst schikken op kanspercentage, omvang
(< € 100.000 / ≥ € 100.000) en aard (incidenteel/structureel), dan ontstaat het volgende beeld:

Dekkingsbron risico's en weerstandscapaciteit

Een onderverdeling naar weging van risico’s geeft het volgende beeld:

Categorie

Risicobedrag

Beperkte incidentele en structurele risico's (*)

1.793.861

Risico's grondexploitatie

4.558.540

Overige incidentele en structurele risico's

1.561.215

Totaal

7.913.615

*) risico’s met een kanspercentage kleiner of gelijk aan 10%.

Afgezet tegen het beschikbare weerstandscapaciteit, verminderd met claims op deze capaciteit, ontstaat onderstaand beeld:

Categorie

Risicobedrag

Weerstandscapaciteit

Beperkte incidentele en structurele risico's

1.793.861

4.887.702

Risico's grondexploitatie

4.558.540

1.915.449

Overige incidentele en structurele risico's

1.561.215

586.395

Totaal

7.913.615

7.389.545

Algemene conclusie

Het totale risicobedrag voor de begroting 2019 bedraagt € 7.913.615. Afgezet tegen de weerstandscapaciteit van € 7.389.545 betekent dit een weerstandsvermogen van -/- € 524.070 (relatief 93 %). Voor de volledigheid schetsen we hieronder een meerjarig beeld van het weerstandscapaciteit ten opzichte van de geïnventariseerde risico’s.

Ontwikkeling weerstandsvermogen 2017-2023

In onderstaand overzicht schetsen wij de ontwikkeling van het weerstandsvermogen voor de jaren 2018-2023. Het betreft een actualisatie van de gegevens die wij bij de perspectiefnota 2019 hebben gepresenteerd.

  Bedragen x € 1 mln.

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Beschikbare weerstandscapaciteit

7,4

7,1

7,4

7,8

7,7

7,9

Risico's

7,9

7,8

7,7

7,6

7,5

7,4

Weerstandsvermogen (absoluut)

-0,5

-0,8

-0,3

0,2

0,2

0,5

Weerstandsvermogen (relatief)

93%

90%

96%

102%

103%

107%

Aan de afspraak dat de weerstandscapaciteit en de risico’s zich als 1:1 verhouden, kunnen wij op basis van de huidige inzichten op de lange termijn voldoen. In de jaren 2018-2020 komt het relatieve weerstandsvermogen net onder de 100%. Dit wordt vooral veroorzaakt door verwachte verliesnemingen in de grondexploitatie. Het weerstandsvermogen verbetert de jaren erna door winstnemingen in diezelfde grondexploitatie. Meerjarig voldoen we dus wel aan de gemaakte afspraken rondom het weerstandsvermogen.

In onderstaande grafiek wordt e.e.a. grafisch weergegeven:

Financiële kengetallen

Conform de BBV-voorschriften moeten we met ingang van de begroting 2018 enkele financiële indicatoren presenteren in deze paragraaf van de begroting:
 

Verloop kengetallen

Kengetallen:

2017
Realisatie

2018
Begroot

2019
Begroot

2020   Begroot

netto schuldquote

70%

64%

58%

56%

netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen

54%

53%

48%

47%

solvabiliteitsrisico

27%

24%

25%

25%

grondexploitatie

37%

34%

30%

29%

structurele exploitatieruimte

1%

2%

3%

2%

belastingcapaciteit

83%

80%

79%

79%